Het leven van de deze week overleden pedagoge Lea Dasberg (1930–2018) kende ernstige tegenslagen, grote successen en controversiële meningen.
Schrijvers, die konden maar beter een spannend verhaal gaan schrijven. Aldus de op 8 april overleden pedagoge Lea Dasberg in een marathoninterview met Harmke Pijpers voor de VPRO uit 1989. Ze had een hartgrondige hekel aan literatuur met autobiografische, onthullende gegevens, die in de decennia daarvoor populair was geworden. Zoals details van het liefdesleven van Gerard Reve of de persoonlijke onthullingen van Anja Meulenbelt in De schaamte voorbij uit 1976. Het is maar een van de eigenzinnige standpunten van Dasberg. Ze was niet bang haar mening uit te dragen, ook als die tegen modieuze ideeën inging.
Het beste bewijs daarvan is haar boek Grootbrengen door kleinhouden, als historisch verschijnsel uit 1975. Daarin ging ze rechtstreeks in tegen de anti-autoritaire opvoedingsstijl die op dat moment in zwang was. Volgens haar werden kinderen nog tot zo’n twee eeuwen eerder gezien als volwassenen op miniformaat. Door ze volgens de heersende opvoedingsstijl in het zogenaamde ‘jeugdland’ te houden, ze te beschermen tegen de boze buitenwereld, deed je ze geen recht. Het boek sloeg in als een bom en gaf Dasberg een belangrijke stem in het debat over onderwijs en opvoeding.
Zelf had ze die boze buitenwereld al jong leren kennen. Ze werd in 1930 geboren in een orthodox-Joods artsengezin in de Amsterdamse Jodenbuurt. Haar vroege jeugd ervoer ze als warm, ze werd met liefde opgevoed. Om de jeugdreuma die in 1933 bij haar was geconstateerd te behandelen werd de jonge Lea in 1938 naar een sanatorium in Zwitserland gebracht. Ze werd negen maanden in een gipsen omhulsel gezet, wat haar groei onderbrak.
Ze bleef haar hele leven hulp nodig hebben, toch zag ze zichzelf niet als slachtoffer
Overleven in Zwitserland
In het begin kwamen haar ouders op bezoek, maar toen zij onderdoken (er kwam in 1943 een kaartje met de mededeling dat de familie ‘op vakantie’ ging) kwamen er zelfs geen brieven meer. Lea was in het neutrale Zwitserland buiten oorlogsgevaar, ook de rest van de familie overleefde. Pas in 1946 konden haar ouders hun dochter naar huis halen. Het gat in haar opleiding werd bijgespijkerd door historicus Jaap Meijer en in 1952 haalde ze haar eindexamen op het Vossius Gymnasium. Daarop volgde een studie geschiedenis, een promotie in 1965 en een leraarschap aan het Maimonides Lyceum van 1959 tot 1970. Het onderwijs wakkerde haar interesse in pedagogiek aan. In 1970 werd ze als wetenschappelijk hoofdmedewerker Historische pedagogiek aangesteld en vanaf 1980 als hoogleraar Theoretische en historische pedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam. In 1985 vertrok ze naar Israël om in de stad Yeroham een bijdrage te leveren aan het basisonderwijs, later verhuisde ze naar Jeruzalem. De laatste jaren van haar leven leed ze aan zware dementie.
Dasberg bleef haar hele leven hulp nodig hebben bij haar handicap. Toch zag ze zichzelf niet als slachtoffer. Dat er geen fysiek liefdesleven zou komen had ze jong geaccepteerd, al werd ze wel verliefd en had ze ‘vertrouwensrelaties’ met mannen die aangetrokken waren door haar intellect en humor. Over de Shoa was ze duidelijk: die mocht de Joodse identiteit niet bepalen. Dat Israëlische scholen leerlingen naar Auschwitz af lieten reizen (nu standaardonderdeel van het curriculum van de meeste scholen daar) noemde ze al in 1989 ‘verschrikkelijk’, dat mocht je kinderen niet aandoen. Ook over tweedegeneratieslachtoffers deed ze stellige uitspraken, velen voelden zich daardoor als aanstellers weggezet. Twee jaar voor haar dood verscheen een biografie over Lea Dasberg door Marion E.P. de Ras. Een eerbetoon aan een boeiend leven vol contrasten.