Mijn buurvrouw keek me met een treurige blik aan. “Gek word ik van dit weer, ik sleep me ieder jaar weer door de winter.” Eerlijk gezegd kon ik niet echt met haar meevoelen. Ik heb namelijk de afwijking van de winter, met de regen en liefst veel wind, te houden. ‘Kaarsjesweer’ noem ik het. Zelfs in mijn kantoor aan huis steek ik die lichtjes aan. Niets lekkerder dan in bed het getik op mijn zinken dak te horen, het liefst met m’n open haardje aan. Eigenlijk is het zo’n bio-ethanol-ding, en ja, hij hangt in de slaapkamer. Noem me decadent maar ik kan er ontzettend van genieten.
Toch worden ook al stiekem vakantieplannen gemaakt. Een Twittervriendin stuurde deze week prachtige foto’s van Wadi Rum waar ik, woestijnmeisje, van zwijmelde. Of wordt het toch weer eens India, dat land waar ik dan met lege koffer naartoe ga om hem tot de nok toe gevuld weer mee terug te slepen? Over het algemeen mijd ik Israël als vakantieland. Omdat, als ik er dan toch ben, ik altijd allerlei afspraken plan: ‘verplicht’ bezoek aan vrienden en een rondje langs de ‘zakelijke’ velden. Het is vaak genoeg voorgekomen dat ik vermoeider terugkwam dan ik heen ging. Dat komt eigenlijk omdat ik dan vooral in Tel Aviv en Jeruzalem blijf hangen.
Het is een terugkerend dilemma. Heimwee versus behoefte aan heel luie rust. Maar nu heb ik – hoop ik – de oplossing: het wordt geen Tel Aviv, geen Jeruzalem, maar Naharia. Tien dagen lang op een adres twintig meter van het strand, waar het goed wentelteefje spelen is. Wat natuurlijk ook niet gaat lukken. Want als ik dan toch in die buurt ben, wil ik ook naar Rosj Hanikra, Achziv, Sefad, Akko, Zichron Yaakov, Daliat el Karmel en dat ontzettend leuke andere Druzendorp waar ze een fantastische supermarkt hebben, zo een waar onze nationale grootgrutter jaloers op zou zijn – kruidenmengsels inslaan. En ja, Beit She’an wil ik ook nog een keer uitgebreid bezoeken. En dan dat ontzettend leuke hippieplekje iets ten zuiden van het Meer van Kinneret, waar lianen aan de eucalyptusbomen hangen en je zo in de Jordaan kunt plonzen en waar de café sjachor (Turkse koffie) staat te pruttelen. Terwijl de klaphoedjes op de straat tikken en ik over de kaart van Noord-Israël tuur, weet ik het zeker: dat gaat het worden.