‘Het lijkt wel alsof we in een geschiedenisboek zitten,’ zei een vriendin van me twee weken geleden aan de telefoon. We hadden net beiden naar de toespraak van Rutte gekeken en inderdaad: dat moment voor de televisie, met een ernstig kijkende minister-president die de natie toesprak, had een speciale lading.
Al even speciaal was het dat ik met mijn huisgenoten voor de televisie had gezeten. Dat we samen waren gekomen om de toespraak te horen. Normaliter beperkt ons sociale contact zich tot een luchtig babbeltje in de keuken over vuilniszakken, maar daar zaten we nu. Enkele dagen later, toen de koning niet naar Engeland gevlucht bleek te zijn en met uitgestreken miljonairsgezicht predikte over solidariteit, zaten we opnieuw met gewassen handen voor die televisie. “Het lijkt wel alsof we in een geschiedenisboek zitten …”
Nu al drie weken op rij is die televisie de plek waar we wekelijks samenkomen. Het doet me denken aan archiefbeelden van gezinnetjes die rondom het radiotoestel zitten om het belangrijke nieuws van die dag te horen. Een soort sepia moment waar een ouderwets gevoel van verbondenheid mee samen lijkt te hangen. Troost zoeken in elkaars gezelschap, een elektrische spanning in de atmosfeer.
Datzelfde gevoel van verbondenheid ervoer ik in de afgelopen weken. Ik betrapte mij erop dat ik de behoefte voelde familie te bellen om gewoon even gezellig te babbelen. Na maanden van pesterig regenen, scheen de zon en op straat kwam ik vrienden en kennissen tegen die ook even een blokje om maakten. We hielden angstvallig anderhalve meter afstand en we spraken af niet over corona te praten. Het lukte niet. Zelfs de plaatselijke dakloze zat er duidelijk mee in zijn maag. ‘Corona! Coroni!’ weerklonk zijn schelle stem door de in zonlicht badende straat. We lachten erom, hoewel zijn geschreeuw me ook onheilspellend voorkwam. ‘Het lijkt wel alsof we in een geschiedenisboek zitten …’
Crescendo
In mijn inbox ontving ik een bericht van mijn rabbijn. Ze benadrukte dat dit – naast een beangstigende periode – ook een tijd is voor rust. Een tijd waarin we alle sjabbatot die we niet als sjabbat hebben doorgebracht, kunnen inhalen. Die woorden spraken tot me. Bovenal ervaar ik momenteel een vreemd vertragen van de tijd. Alsof diezelfde tijd zich heeft uitgerekt en ons uitdaagt tot overgave. Even niet van afspraak naar afspraak rennen, even niet sprinten voor een trein. Even niet productief zijn. Intussen realiseer ik me dat dit absoluut niet voor iedereen geldt. Mensen die al jaren roepen om meer salaris hebben nu ineens een vitaal beroep en beulen zich af om zorg en onderwijs draaiende te houden. (Alleenstaande) ouders die al weken thuiszitten met hun van energie uit elkaar spattende kinderen. Eenzame ouderen die geen bezoek van kinderen en kleinkinderen meer mogen ontvangen. Zzp’ers die zonder werk thuis zitten. Daklozen en vluchtelingen. Laten we solidair zijn met zowel de helden als de kwetsbaren.
Het mooiste moment van verbondenheid ervoer ik in de eerste quarantaineweek op dinsdag om acht uur, toen ik aarzelend mijn balkon betrad en zachtjes begon te applaudisseren. Ik had bedacht dat ik het gewoon maar ging doen en als niemand meedeed, zou ik me in ieder geval goed voelen over mezelf. Tot mijn blijdschap steeg uit de stad een crescendo van applaus op. Het ontroerde me. Ik voelde hoe we allemaal in hetzelfde schuitje zaten. Allemaal met onze eigen sores, maar op dat ene moment – staand op balkons en hangend uit ramen – waren we verbonden in intentie. En we stuurden onze gedachten aan geliefden en vrienden, die keihard ploeteren in ziekenhuizen en praktijken, met daverend applaus de lucht in.
“Het lijkt wel alsof we in een geschiedenisboek zitten,” zei een vriendin me aan de telefoon. Laat geschiedenis nu bij uitstek iets zijn wat mensen zowel kan verbinden als kan verdelen. En laat dit dan een geschiedenis zijn die ons niet verdeelt, maar verbindt, omdat we er simpelweg allemaal deel van uit maken. Overal op de wereld. Omdat we allen mee worden gevoerd op diezelfde stroom van tijd. Sjabbat sjalom en chag sameach!